|
Creatief waren ze wel, die dappere kinderen! Van alle lapjes die ze konden vinden maakten ze mutsen en sjaals, alles in het grijs natuurlijk, maar oh zo mooi! Alleen hun neusjes en wangen kleurden nog wel rood, van de kou. Na een flinke tocht door de sneeuw stonden ze alweer voor een nieuwe uitdaging. Voor hen lag een heel groot en diep meer. “Hier kunnen we niet overzwemmen." Zei Lucie. Ze had dat nog maar net gezegd toen de kinderen in de verte paardenhoeven hoorden. Hun koning was eindelijk opgehouden met wenen. Hij had kisten vol met materiaal gestuurd. Daar konden ze vast wel iets mee knutselen. Iets dat kon varen of vliegen… of waarmee ze over het water konden lopen. Ze wisten zeker dat ze naar de overkant moesten. Ella had iets gezien! Iets roods, ver weg tussen de bomen. “Zien jullie wat dat is?” vroeg Amber. “Sinterklaas!” riep Lot. “Nee, de Kerstman”, zei Yena. “Het is een reus!”, riep Ferre. |
Snel verstopten ze zich achter de bomen. Ferre had gelijk, het was inderdaad een reus en hij kwam dichterbij. Uit de rugzak van de reus stak een stuk van de regenboog. Een stuk rood met een klein beetje oranje eraan.
Dat stuk regenboog zorgde ervoor dat de reus van top tot teen rood was gekleurd. Zijn haar was knaloranje en zijn voetstappen lieten roze sporen na in de sneeuw.
Hij zag er niet gelukkig uit, die reus.
"Ik ga vragen waar hij dat stukje regenboog heeft gevonden", zei Louise.
Louise was niet bang. Ze stapte op de reus af.
Toen ze dichterbij kwam, hoorde ze de reus jammeren.
"Ik wil niet rood zijn... ik wil mijn kleuren terug!"
“Lieve reus, kan jij ons helpen? We zoeken de regenboog. Waar heb je dat stuk vandaan?”, vroeg Louise hem.
De reus was helemaal niet gevaarlijk. "Ik zal jullie laten zien waar ik dit stukje regenboog gevonden heb", zei hij.
"Klim maar opzij in mijn schoenen, dan draag ik jullie wel, we zullen er snel zijn ".